Les 10

Stam

De stam is een vorm van het werkwoord. Het deel dat je overhoudt als je -en wegdoet bij de infinitief , dat is de stam.

voorbeeld: kruipen   - kruip is de stam (kijkletter p)

                    drinken-    drink is de stam (kijkletter k)

                    werken-    werk is de stam (kijkletter k)

De stam eindigt op de kijkletter.

Uitgang

Het deel dat je achteraan de stam toevoegt, is de uitgang van het werkwoord.

ik drink (alleen kijkletter, geen uitgang)

jij drinkt

hij drinkt

wij drinken

jullie drinken

zij drinken

Tegenwoordige tijd(t.t.) of verleden tijd(v.t.)

In welke tijd een zin staat, zie je aan het werkwoord. 

Gebeurt het nu, dan is het de tegenwoordige tijd. Gebeurde het vroeger, dan is het de verleden tijd.

Het regent nu.                                                               Het regende gisteren.

© 2023 Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin