Taalbeschouwing

Fictie en non-fictie

Fictie= fantasie                       voorbeeld: verhaal, sprookje,gedicht,...

Non-fictie= geen fantasie    voorbeeld:verslag, krantenartikel,informatieboek,woordenboek,...

Hoofdgedachte

Het belangrijkste in een verhaal of tekst. Dit vind je door de sleutelwoorden aan te duiden.

Oorzaak en gevolg

Het regent, dus ik word nat.

                                    Oorzaak: het regent                   Gevolg: ik word nat

Suiker eten is niet gezond, ik word er dik van.

                                   Oorzaak: suiker eten                   Gevolg: ik word er dik van

Lidwoorden

Er zijn maar 3 lidwoorden: een, de en het.

Bij een zelfstandig naamwoord staat altijd een lidwoord.

"Een " kan je voor elk zelfstandig naamwoord plaatsen, de en het niet. In het woordenboek vind je of het lidwoord "de" of " het"  is.


Zelfstandige naamwoorden

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een naam geven aan personen, dieren, planten of dingen.

personen: mama, juf, Karine, Harry Potter

dieren:       spin, hond, draak

planten:     cactus, eik, roos

dingen:      deur, bezem, toverstaf


Enkelvoud en meervoud

Aan een zelfstandig naamwoord kan je zien of het eentje (enkelvoud) of meer(meervoud) is.

het kind- de kinderen

het ei- de eieren

de moeilijkheid- de moeilijkheden

de koe- de koeien

de appel- de appels

de spin- de spinnen

de stad- de steden

Je kan een meervoud vormen door er    -eren, en, -s, verdubbeling medeklinker+ en bij te voegen.

Eigennamen

De eigen naam van een persoon, dier, ding of plaats schrijf je met een hoofdletter.

Harry Potter is een tovenaar.

Fluffy is de naam van de hond.

Die mannetjes van zijn Playmobil.

Zit jij op Zweinstein?

Verkleinwoorden

Van elk zelfstandig naamwoord kan je een verkleinwoord vormen.

Je plakt er -tje, -je, pje, -kje of etje bij.

voorbeelden: broertje, hoedje, bloempje, koninkje, sterretje

Het genus van het zelfstandig naamwoord

Het genus  vind je in het woordenboek. Bij een woord staat steeds of het mannelijk(m.), vrouwelijk(V.) of onzijdig(o.) is.

voorbeelden:

De computer is versleten. Hij is versleten.

De peer is lekker. Zij is lekker.

Het schaap staat in de wei. Het staat in de wei.

© 2023 Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin